Jezus de Goede Herder, geeft Zijn leven voor Zijn schapen - Leesartikel 002 - Ricardo Jansen

Geliefde lezer.

We komen in verschillende verzen van het Oude Testament tegen dat God een Herder uit Zijn volk zal laten opstaan. Deze Herder is de Zoon van God: Jezus. Hij wordt geboren uit het geslacht van David. In Jesaja wordt Jezus Christus beschreven als Herder:

Jesaja 40:11 Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden:
Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen
en in Zijn schoot dragen;
de zogenden zal Hij zachtjes leiden.

In dit vers wordt verklaard wat voor werk deze Herder zal volbrengen. God, Die op verschillende en zelfs onnaspeurlijke manier werkt, zal een Herder laten opstaan. Deze Herder zal Zijn kudde weiden. De verzen over deze Goede Herder wekken hoop op. Er wordt beschreven dat God besloten heeft om Zijn Kerk te beschermen en te bewaken. Hij wordt vergeleken met een Herder. Daarmee wordt Zijn oneindige liefde naar ons aangeduid. Wij, die in Hem geloven, mogen onder Zijn bescherming zoet rusten. Er wordt gesproken over ‘lammetjes’. Hiermee wordt bedoeld dat God een Herder zal zijn voor degenen, die bescheiden en zachtmoedig de Herder zullen navolgen. Wij leren onze felheid opzij te zetten en laten ons temmen als wij bij Zijn kudde behoren. God Zelf belooft dat Hij de Bewaker zal zijn van deze kudde.

In Zijn schoot zullen wij gedragen worden. Deze woorden beschrijven Gods wonderbaarlijke genegenheid naar ons toe. Wij, die in Zijn schoot worden gedragen, hebben ontzag voor de Herder. Wij zijn allemaal zwakke schapen, niet in staat voor onszelf te zorgen. Nee, wij moeten telkens onze ogen gericht houden op de Herder, zoals ook de Herder constant Zijn ogen op ons gericht heeft. De Herder observeert elk schaap dat bij Hem hoort. Hij behandelt het naar Zijn vermogen. De schapen moeten worden ondersteund, omdat de schapen vanuit zichzelf niets kunnen. God zal Zijn schapen zachtaardig, vriendelijk en barmhartig behandelen. Hij zal de zwakken niet harder drijven, dan ze kunnen verdragen:

1 Korinthe 10:13 Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.

Jezus Christus, de Zoon van God, is de goede Herder, waarover door Jesaja gesproken wordt. Hij heeft Zijn leven gegeven voor Zijn schapen. Hij maakt het door de Schrift bekend aan ons:

Johannes 10:14-15
14. Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend,
15. zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; en Ik geef Mijn leven voor de schapen.


Wij lezen in vers 14 van Johannes 10 dat de Goede Herder Zijn schapen kent en dat Zijn schapen Hem kennen. Hij houdt ons Zijn liefde voor, door zijn liefde en zorg krijgen wij kennis van Hem. God wil niet dat er iemand zal achterblijven, toch zijn er velen die het Evangelie afwijzen. Zij volharden in de strijd tegen Hem. Zij wijzen Jezus Christus en de Goede Boodschap af. Zij kennen Hem niet. In dit vers staat: Hij is een Herder Die door Zijn schapen gekend wordt. Zij weten wie Hij is, namelijk hun Redder en Verlosser.

Jezus heeft Zijn leven gegeven voor de schapen, zo lezen wij in vers 15. Hij heeft de weg volbracht, geheel naar de wil van Zijn Vader. Door Jezus Christus is Hij ook ónze Vader. Jezus Christus is de Middelaar tot de Vader; Hij is de Weg naar de Vader. Zijn Vader heeft Hem de macht gegeven over de schapen, de macht om te vergeven en de macht om bij Hem te horen. Het is Gods genade dat wij bij Hem mogen horen. Deze overvloedige genade eist van ons als schapen, dat wij gehoorzaam en toegewijd zijn aan de Herder, zoals de Herder toegewijd is aan Zijn Vader. De Herder heeft in alles verwezen naar Hem.

Lukas 15:3-7
3. En Hij sprak deze gelijkenis tot hen en zei:
4. Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één van verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat achter het verlorene aan, totdat hij het vindt?
5. En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol blijdschap op zijn schouders.
6. En als hij thuiskomt, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.
7. Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekering niet nodig hebben.


In Lukas wordt de gelijkenis van Jezus Christus beschreven, waarin Hij aantoont dat Hij verloren schapen terugbrengt naar de schaapskooi. Het is een gelijkenis die we op onszelf kunnen toepassen als wij Hem kennen. Hoe wonderbaarlijk werkt de Heere,dat Hij verloren schapen zoals jou en mij thuis brengt naar het Vaderhuis. Wie had ooit, behalve de Heer, kunnen bedenken dat ook ik Hem zou toebehoren. Het is pure genade dat ik door Zijn bloed vergeven ben. Het is pure barmhartigheid dat Hij mij, het verloren schaap, heeft gezocht. Ik was het 100ste schaap. Hij begon te tellen bij de schaapskooi, 1-2-3....97-98-99… Dit klopt niet. Ricardo mist! Ja, God kent ons bij onze naam. Hij ging op zoek naar mij, Hij vond mij. Hij bond mijn pootjes samen en legde mij op Zijn schouders. Al was ik zwaar, vol van zonden, Hij pakte mij op en droeg mij vol liefde terug naar de schaapskooi. Zonder op mij te schelden dat ik op avontuur was geweest.

Jezus Christus let nu op mij, als ik de schaapskooi uitga. Hij houdt mij dicht bij Zich. Ik hoor bij Hem. Hij heeft mij gemist toen ik weg was. Als ik wegloop, dan weet Hij mij weer terug te brengen. Toen ik terug was in de schaapskooi, was het eerste wat Jezus deed: mijn vacht scheren. Alle zonden werden geschoren. Weg, helemaal weg. Hij denkt niet meer aan mijn zonden. Zonder die zware vacht voel ik mij weer licht en vrij. Nu onderhoudt Hij mij door Zijn voorzienigheid. Hij zorgt dat ik altijd verzorgd ben door Hem. Zo kan ik geheel vertrouwen op Zijn Alwetendheid. Op Hem mijn verwachtingen stellen, wetend dat Hij mij zal geleiden door de weiden. De Psalmist David verwoordt dit als volgt in Psalm 23: 

Psalm 23:1-6
1. De HEERE is mijn Herder,
mij ontbreekt niets.
2. Hij doet mij neerliggen in grazige weiden,
Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren.
3. Hij verkwikt mijn ziel,
Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid,
omwille van Zijn Naam.
4. Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood,
ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij;
Uw stok en Uw staf,
die vertroosten mij.
5. U maakt voor mij de tafel gereed
voor de ogen van mijn tegenstanders;
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
6. Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen
al de dagen van mijn leven.
Ik zal in het huis van de HEERE blijven
tot in lengte van dagen.

Populaire posts van deze blog

014: Leesartikel over Spreuken 15:29 - 17-07-24

Leesartikel 001: Mijn persoonlijke getuigenis, Onvergankelijke hoop.

Evangelisatie 001